Nieuws

Vestiging in Zwitserland niet bewezen

17 augustus 2012

Tot voor enige jaren moest bij de uitgifte van aandelenkapitaal kapitaalsbelasting worden betaald over het op de aandelen gestorte bedrag.

De belastingdienst legde een naheffingsaanslag kapitaalsbelasting op aan een naar Nederlands recht opgerichte holdingvennootschap. De vennootschap was statutair in Nederland gevestigd en feitelijk in Zwitserland. In het jaar 2000 gaf de vennootschap aandelen uit aan een NV naar Antilliaans recht. De NV was al houder van 50% van de aandelen van de vennootschap. Als storting op de aandelen droeg de NV haar gehele vermogen over met uitsluiting van de al gehouden aandelen in de vennootschap. De NV claimde ook inwoner van Zwitserland te zijn maar was volgens Hof Amsterdam feitelijk gevestigd op de Nederlandse Antillen. De vraag was of het tussen Nederland en Zwitserland in 1875 gesloten Traktaat van vriendschap, vestiging en handel de heffing van kapitaalsbelasting verhinderde. Volgens Hof Amsterdam en in eerste aanleg ook de rechtbank Haarlem biedt het Traktaat geen verdergaande rechtsbescherming dan het veel later gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing. De rechtbank wees het beroep op het Traktaat af. Omdat de aandeelhouder geen inwoner was van Zwitserland, was het belastingverdrag met Zwitserland volgens het hof niet van belang bij de beoordeling of er recht bestond op vrijstelling van kapitaalsbelasting.

De Hoge Raad deelt deze laatste opvatting niet. Wanneer een belastingplichtige in het buitenland als inwoner in de belastingheffing wordt betrokken, moet ervan worden uitgegaan dat hij op grond van de buitenlandse wetgeving als inwoner aan belastingheffing is onderworpen. Dat is anders wanneer de inspecteur aannemelijk maakt dat de gegevens waarop het inwonerschap is gebaseerd onjuist of onvolledig zijn of wanneer de heffing niet in redelijkheid op enige regel van het buitenlandse recht kan zijn gestoeld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Den Haag voor verdere behandeling. Hof Den Haag was van oordeel dat de NV er niet in slaagde te bewijzen dat zij vanaf 1 januari 2000 feitelijk in Zwitserland was gevestigd.

De NV ging ook tegen deze uitspraak in cassatie. Volgens de Hoge Raad hoefde Hof Den Haag niet een integraal onderzoek in te stellen naar het Zwitserse recht, maar mocht het hof afgaan op uitlatingen van Zwitserse fiscale autoriteiten. Het hof heeft verder onderzocht of de feitelijke leiding van de NV in 2000 werd uitgeoefend in Zwitserland. Het oordeel van het hof dat de NV niet in Zwitserland was gevestigd is volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk. Het beroep in cassatie is ongegrond.

Deel dit artikel: