Nieuws

Prejudiciële vraag zorgverzekering buitenlandse gepensioneerden

25 juli 2012

Sinds 1 januari 2006 is in Nederland de Zorgverzekeringswet (Zvw) van kracht. De Zvw valt onder de EG-verordening 1408/71. In deze verordening is ondermeer geregeld welke sociale verzekeringswetgeving van toepassing is op iemand die uit een andere EU-lidstaat dan zijn woonstaat inkomen ontvangt of iemand die uit meerdere lidstaten inkomen ontvangt. Diverse gepensioneerden die in het buitenland wonen en die uit meerdere landen pensioen ontvangen zijn door het College voor Zorgverzekeringen aangemerkt als zogenaamde verdragsgerechtigden die recht hebben op zorg in hun woonland ten laste van Nederland. Bepalend hiervoor was dat zij geen pensioen uit hun woonland ontvangen en dat zij van de landen waarvan zij een wettelijk pensioen ontvangen het langst in Nederland sociaal verzekerd zijn geweest. Gevolg daarvan was dat op het Nederlandse pensioen een inkomensafhankelijke bijdrage werd ingehouden.

Enkele gepensioneerden bestreden de inhouding van de bijdrage voor de Zvw, omdat zij meenden dat met de wettelijke regeling de wettelijke ziektekostenverzekering werd bedoeld. Omdat zij in Nederland niet verplicht ziekenfondsverzekerd waren geweest en in andere landen wel, kwam naar hun mening de zorg niet ten laste van Nederland.

 

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er in ieder geval drie verschillende interpretaties van het begrip “wettelijke regeling” mogelijk zijn. Bij de keuze voor de ziektekostenverzekering is onduidelijk of alleen gekeken moet worden naar de verzekering voor de ziektekosten of ook naar de verzekering voor ziekte en moederschap in zijn geheel. Bij de keuze voor de gehele sociale zekerheidswetgeving speelt de vraag hoe moet worden aangekeken tegen de verschillen tussen ingezetenen- en werknemersverzekeringen en de mogelijke vrijwillig verzekerde tijdvakken. De Centrale Raad van Beroep is van mening dat er voor de keuze voor de pensioenverzekering waar men het langst aan onderworpen is geweest de meeste aanknopingspunten bestaan.

Omdat een en ander niet duidelijk is, heeft de Centrale Raad van Beroep deze vraag als prejudiciële vraag voorgelegd aan het Hof van Justitie EU.

Deel dit artikel: